Altaar
Het huidige laatbarokke altaar (1729), hoezeer het ook van marmer lijkt, is van goedkoper, beschilderd hout. Om een ongekende reden wordt Willem-Ignatius Kerrickx als ontwerper-beeldhouwer genoemd.
In feite dient het altaar als toonwand voor het devotiebeeld van Maria. Jezus' moeder, met een maansikkel als voetstuk, staat op een globe, waarvan een duivels serpent zich kronkelend meester wil maken. Het opschrift over de globe geldt als chronogram: "DIVa sIt nobIs perpetUa VIrgo MarIa patroCInIo et VICtorIae" (Moge namens God de altijd maagd Maria van Bijstand en Victorie er voor ons zijn).
De zinnebeeldige duif van de Heilige Geest wijst op Gods uitverkiezing van Maria. Een paar engelen houden het Mariabeeld zowel een kroon boven het hoofd als een zon en een maan.
De kroon wordt Maria aangereikt als symbool van de beloning voor haar trouw (Apoc. 2,10) en als teken dat zij deelt in Gods heerlijkheid





Biechtstoel
Om ongekende reden toegeschreven aan Lodewijk Willemssens (1630-1702). Elk van de 3 ruggen bevat een medaillon met basreliëf. Centraal prijkt de zinnebeeldige duif van de Heilige Geest, inspiratie voor het meest geharde hart om tot inkeer te komen. . En uitgaande van God de Vader, op het hoofdgestel, houdt deze zinnebeeldige duif biechtvader en biechteling voor dat hier zonden vergeven worden op gezag van God. Die beoogde 'ver-zoening' wordt haast letterlijk weergegeven door twee engelen die elkaar op de wang lijken te zoenen. Berouwvolle boetelingen fungeren als model ter navolging. Links, de volkse, karaktervolle Petrus, herkenbaar aan zijn fysionomie, aan de haan die hier hem - haast beschuldigend - recht in het gezicht kraait, aan de beide sleutels van het rijk der hemelen. Rechts weent Maria Magdalena, gehuld in een boetekleed en omgeven door een geselroede en een doorntak, bittere tranen, in het rugpaneel eronder Jezus' kruis en een zalfpot. De beide levensgrote engelen die het hokje van de biechtvader flankeren, identificeren zichzelf op hun banderol: links, "Compunctio" (Berouw), de armen gekruist op de borst, rechts "Paenitentia" (Boetedoening), Jezus' kruis met doornenkroon tegen de rechtervoorarm









De afsluiting (1772), eveneens in rococo-stijl, is ontworpen door Engelbert Baets, de architect die ook de toren tekende.

















Het beeld Mater Dolorosa, van Lodewijk Willemssens (1666), het gedachtenismonument van kapelmeester Jan de Briever, toont dat Maria als 'de gezegende onder alle vrouwen' niet enkel een eeuwig geluk beschoren is, maar als moeder ook ten diepste heeft moeten lijden.








De cataloog meldt ons niet zo zeer wie in de kapelmeestersbank (1756) eronder ooit al heeft plaats genomen, wel dat voor een goed initiatief mensen van generatie op generatie zich blijven engageren,
te beginnen met Lucas de Wael in 1642.
De traditie gaat nog steeds verder ...









GLASRAMEN
Kan het verwonderen dat in de havenstad Antwerpen O.-L.-Vrouw van Bijstand wordt ingeroepen in maritieme noodsituties?
Het glasraam links (Henri Dobbelaere, 1866) geeft Maria weer als ‘Bijstand die schipbreukelingen redt in een storm’. Let op hoe verschrikt de figuurtjes achter de reling kijken, een roept met uitgestrekte armen Maria in de hemel aan. Het schenkend echtpaar J.F. Catteaux-Wattel wordt vereeuwigd - voor zolang het glas niet breekt - door hun initialen op de vlag achteraan het schip.
Het waren de oorspronkelijke warme kleuren en het thema van dit later in WO II zwaar gehavende en gerestaureerde glasraam die door Vincent Van Gogh in 1886 bewonderd werden in zijn dagboekbrieven en die hem zouden inspireren. Het glasraam overleeft als enige in de St.-Andrieskerk de ontploffing van de Corvilain-fabriek in 1890 omdat de Mariakapel toen deels schuil ging achter de huizen, doch wordt grotendeels verbrijzeld in 1945 door de inslag van V-bommen op de naburige Vrijdagmarkt.